LEZEN online-EDITIE vakblad Asbestmagazine

Lees hier de online-editie van vakblad Asbestmagazine

Zoeken

U kunt ons ook volgen via:

  • Twitter
  • Facebook
  • LinkedIn

Tekortkomingen in nieuw Arbobesluit 2014 betreffende asbest

Tekortkomingen in nieuw Arbobesluit 2014 betreffende asbest

Vandaag (24-06-2014) heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het nieuwe Arbeidsomstandighedenbesluit gepubliceerd. Het Arbobesluit moet gewijzigd worden in verband met de herziening van de grenswaarden voor asbest alsmede enkele technische wijzigingen.

Asbest & Bouw heeft van RIR-Nederland BV een eerste reactie ontvangen op de wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de herziening van de grenswaarden voor asbest alsmede enkele technische wijzigingen

Gevolgen voor de asbestbranche
In dit artikel de eerste (korte) analyse van de gevolgen van deze wijzigingen voor de asbestbranche. De datum van inwerkingtreding van de grenswaarde voor asbestvezels van het type Chrysotiel is 1 juli 2014. De wijziging van de grenswaarde van Amfibole asbestvezels, en de daarmee samenhangende aanpassingen in risicoclasses en wijze van eindmeting, treedt in werking per een nader te bepalen datum. De beoogde datum van inwerkingtreding van de grenswaarden is 1 januari 2015.

Artikelsgewijze reactie op de wijzigingen in het Arbeidsomstandighedenbesluit

1. Artikel I, onderdeel A, B, C, D, E, F, G, H, J, K, L (artikel 4.37, 4.44, 4.45, 4.46, 4.47, 4.47a, 4.47c, 4.48, 4.51a, 4.53a, 4.54d)

Bij diverse artikelen wordt de term “vezel” vervangen door “asbestvezel” omdat in een aantal artikelen van hoofdstuk 4, afdeling 5, van het Arbobesluit het woord asbeststof is vervangen door asbestvezel. In die bepalingen is gekozen voor de term “asbestvezel” wanneer er een relatie is met de gestelde grenswaarde.

Door de vervanging van "vezel" in "asbestvezel" is er duidelijkheid geschapen voor de laborant. Hij/zij dient aan de inspanning te voldoen om daadwerkelijk de asbestvezels ten opzichte van alle aanwezige vezels te analyseren.

De term “asbeststof” wordt gehandhaafd en gehanteerd in die bepalingen die in algemene bewoordingen beschermende maatregelen voorschrijven (zie artikel 4.45, tweede lid, onderdeel a en c, artikel 4.45a, aanhef en onderdelen a, en d, artikel 4.45b, eerste lid, 4.52, eerste en derde lid, 4.53, eerste lid). Het begrip asbeststof is ruimer dan het begrip asbestvezels.

Deze verduidelijking stopt de discussie over "asbeststof". "Asbeststof gaat gebruikt worden voor algemene bewoordingen, niet wanneer er een relatie is met de gestelde grenswaarde. In een bepaalde situatie kan wel stof liggen maar dit betekent niet dat dit stof asbest bevat. Een inventariseerder kan niet meer stellen: "bij deze bron ligt stof en daarom is de ruimte asbestbesmet". Hij/zij dient het stof eerst te analyseren door monstername/analyse conform het SC-540 asbestinventarisatieschema

2. Artikel I, onderdeel B (artikel 4.44)

De formulering “in verband met de arbeid worden blootgesteld” is vervangen door “in verband met de arbeid kunnen worden blootgesteld”. Daarmee is beoogd te regelen dat de hier omschreven criteria gelden met betrekking tot de indeling in de klassen, ook wanneer de grenswaarde slechts gedurende een deel van de werkzaamheden overschreden zou worden, of hier onzekerheid over bestaat. Met deze formulering wordt beter aangesloten op de huidige uitvoeringspraktijk.

Deze formulering brengt het risico met zich mee dat onwelwillende inventarisatiebureaus en laboratoria deze wijziging gaan gebruiken om extra (mogelijk overbodig, onnodig en kostbaar) onderzoek te verrichten. Immers kan er overal en nergens gewerkt worden. Daarbij is "kunnen" niet gedefinieerd en op meerdere manieren interpreteerbaar.

3. Artikel I, onderdeel D en Q (artikel 4.46)

Met de inwerkingtreding van onderdeel D wijzigt de grenswaarde voor asbestvezels van het type chrysotiel, maar blijft de grenswaarde voor andere asbestvezels, namelijk amfibolen, nog ongewijzigd.

Helaas is niet opgenomen hoe om te gaan met bronnen welke zowel chrysotiel als amfibolen bevatten. Deze toepassingen treft men met grote regelmaat in asbestcement pijp- en plaatmaterialen en is derhalve een relevante tekortkoming.

4. Artikel I, onderdeel E (artikel 4.47, eerste en derde lid)

De tekst van het derde lid is gewijzigd omdat de meetmethode niet meer direct bij ministeriële regeling zal worden vastgesteld, en daarvoor de eis gaat gelden dat de meting wordt uitgevoerd overeenkomstig een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode, of een andere methode indien die gelijkwaardige resultaten oplevert. Het is nu al gebruikelijk dat metingen van asbest in verschillende situaties geschieden op basis van methoden die vastliggen in verschillende NEN-normen. De meetmethoden zijn zeer gedetailleerde technische voorschriften die zich niet goed lenen voor integrale opneming in een ministeriële regeling.

In lijn met art. 4.2 van hetzelfde Arbobesluit is het gebruik van de huidige NEN-normen niet meer verplicht. Indien men een andere methode/norm ontwikkelt/toepast welke voldoet aan de doelvoorschriften zoals beoogd door de minister is dit toegestaan

De artikelen 4.21 tot en met 4.26 van de Arbeidsomstandighedenregeling kunnen dan komen te vervallen.

Dit houdt in dat de verplichting van de eisen uit deze artikelen komen te vervallen:

  • Artikel 4.22. Monsterneming individuele ademzone
  • Artikel 4.23. De volgende voorgeschreven materialen hoeven niet meer gebruikt worden:
    a - membraanfilters van gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat
    b - een open filterhouder, voorzien van een cilindervormige kap
    c - een draagbaar pompje met batterijvoeding dat de werknemer tijdens de monsterneming meedraagt, waarvan de luchtsnelheid regelmatig is
  • Artikel 4.24. De voor vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop
  • Artikel 4.25. Voorschriften bij telling
  • Artikel 4.26. Berekening

Aan het derde lid is wel de mogelijkheid toegevoegd om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de te gebruiken methode van de meting. Het kan daarbij gaan om regels over de genormaliseerde methode of om regels voor de andere methode.

Helemaal vrij is men niet. Indien de gebruikte methode niet aan de doelvoorschriften van de minster voldoet kan zij nadere regels stellen over de gebruikte methode van de meting.

Deze alinea houdt ook in dat voor het gebruiken van een alternatieve meetmethode ook geen toestemming noodzakelijk is van de beheerstichting Ascert en het CCvD.

5. Artikel I, onderdeel H (artikel 4.48)

Tevens is de formulering van dit artikel aangepast door toevoeging van het woord “kunnen” (vergelijk artikel 4.44). Daarmee is beoogd te regelen dat de hier omschreven criteria gevolgd moeten worden met betrekking tot de indeling in de klassen, ook wanneer de grenswaarde slechts gedurende een deel van de werkzaamheden overschreden zou worden, of dat hier onzekerheid over bestaat.

Net als bij punt 2 brengt deze formulering "kunnen"een groot risico met zich mee. Onwelwillende inventarisatiebureaus en laboratoria kunnen deze wijziging gebruiken om extra (onnodig) onderzoek te verrichten. Immers kan er overal en nergens gewerkt worden. Daarbij is "kunnen" niet gedefinieerd en op meerdere manieren interpreteerbaar.

6. Artikel I, onderdeel J (artikel 4.51a, tweede lid)

Daarnaast is de formulering aangepast door “ten minste” op te nemen. Dit geeft aan dat de referentieperiode ook langer mag zijn dan twee uur. Vanuit technische overwegingen kan het nodig zijn om langer te meten dan twee uur.

De term "technische overwegingen" is niet gedefinieerd en kan vrijelijk ingevuld worden waardoor mogelijk onnodig extra langdurig gemeten kan worden wat kostenverhogend zal zijn.

7. Artikel I, onderdeel J (artikel 4.51a, tweede lid)

De te hanteren toetswaarde bij de eindmeting in het tweede lid is materieel niet veranderd (0,01 vezels per kubieke centimer = 10.000 vezels per kubieke meter). Dit betekent dat deze waarde met ingang van 1 juli 2014 hoger is dan de grenswaarde van asbestvezels van het type chrysotiel van 2.000 vezels per kubieke meter.

Uit het onderzoek van TNO, en uit daarna nog verrichte nadere analyses, blijkt dat een eindbeoordeling, bestaande uit een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting in de lucht op een toetsingswaarde van 10.000 vezels per kubieke meter, voldoende garanties biedt dat de vezelconcentratie in de praktijk ook beneden de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter zal liggen. Bovendien mag er van worden uitgegaan dat de concentratie in de lucht na de eindmeting nog zal dalen.

Dat betekent dat een eindbeoordeling op basis van de toetswaarde van 10.000 vezels per kubieke meter, voldoende garantie biedt dat de ruimte, gezien de hoogte van de asbestvezelconcentratie, geschikt is om zonder persoonlijke beschermingsmiddelen in te verblijven.

Men mag 2.000 vezels chrysotiel per kubieke meter berekend over een referentieperiode van acht uur per dag inademen. Als bij de eindmeting niet meer dan 10.000 vezels/m3 chrysotiel wordt gemeten kan worden gesteld dat de ruimte asbestveilig is.

Gezien de wens onnodige kosten te voorkomen is daarom gekozen voor het handhaven van de toetswaarde van 10.000, zodat de fasecontrastmethode (die op dit moment gebruikelijk is bij het doen van eindmetingen), ingeval van saneringen van asbestvezels van het type chrysotiel gebruikt kan blijven worden.

Dit punt is in contradictie met de NEN 2990:2012 norm.

Paragraaf 1.2  'Beperkingen van de methode' van de NEN 2990:2012 stelt:
In de volgende situaties is de methode met fasecontrastlichtmicroscopie ook bij beperkt-risico-saneringen niet geschikt:
- indien een toetsingswaarde lager dan 0,01 vezels/cm3 lucht (= 10.000 vezels/m3 lucht) gewenst is. Bij meting  van dergelijke lage concentraties is daarnaast altijd een identificatie van het vezeltype vereist

Het Arbobesluit staat hoger in hiërarchie dan een norm waardoor de norm op dit punt zal moeten worden aangepast.

8. Artikel I, onderdeel K (artikel 4.53a)

Tevens is net als in de artikelen 4.44 en 4.48 de formulering van dit artikel aangepast door toevoeging van het woord “kunnen”.

Net als bij punt 2 en 5 brengt deze formulering "kunnen"een groot risico met zich mee. Onwelwillende inventarisatiebureaus en laboratoria kunnen deze wijziging gebruiken om extra (onnodig) onderzoek te verrichten. Immers kan er overal en nergens gewerkt worden. Daarbij is "kunnen" niet gedefinieerd en op meerdere manieren interpreteerbaar.

 

Zie ook eeerdere artikelen op Asbest & Bouw over dit onderwerp:

Ministerraad akkoord aangepaste grenswaarden asbest

[ExpertBlog] Aanstaande verlaging grenswaarden asbest: kostenfactor nader bekeken

Minister Asscher: “Invoering verlaging grenswaarden voor asbest per 1 juli 2014”


 

dinsdag 24 juni 2014  |  0 reactiespermalink

Reactie plaatsen

Bevestigingscode