Driemaal is scheepsrecht! Jan Horyon en zijn advocaat Tim Segers hopen dat de Raad voor Accreditatie zich nu neerlegt bij de onvermijdbare conclusie dat openheid van zaken moet worden gegeven bij asbesttoezicht.
Nadat twee jaar geleden de Nationale Ombudsman al oordeelde dat de Raad voor Accreditatie meer transparant moet zijn, kwam ook de rechtbank eind 2012 tot het oordeel dat de Raad voor Accreditatie op onhoudbare gronden informatie achterhield.
Wat was er aan de hand?
De Raad is een bestuursorgaan dat in opdracht van het Ministerie van SZW toezicht uitvoert op laboratoria. Dit toezicht onttrekt zich echter volledig aan het blikveld van de burger. Nadat Horyon (directeur van Horyon Asbestverwijdering en milieutechniek, Eindhoven) een klacht over een laboratorium bij de RvA had Ingediend, wilde de Raad in eerste instantie niets aan Horyon kwijt vanuit de gedachte dat klagers zoals Horyon zogenaamde derden zouden zijn met wie zij niet wenste te communiceren inzake bevindingen over ‘klanten’.
Elke vorm van controle door burgers op de wijze waarop de RvA het toezicht uitoefent werd onmogelijk gemaakt. Dit gebrek aan transparantie wordt nog veel problematischer indien men bedenkt dat toezichthouders, ingehuurd door de Raad voor het feitelijk toezicht, afkomstig zijn van bedrijven die ook een lab in huis hebben. Vriendjespolitiek wordt daarmee in de hand gewerkt met alle gezondheidsrisico’s van dien. De werkzaamheden van een asbestlaboratorium vormt namelijk het sluitstuk van de asbestketen. Nu is het zo dat door de nalatige handelswijze van de Raad voor Accreditatie regelmatig projecten onjuist worden vrijgegeven met een zéér groot risico voor de volksgezondheid als gevolg, aldus Horyon. Dit is de reden dat Horyon openheid van zaken wilde hebben over de personen die door de Raad voor Accreditatie worden ingeschakeld voor het feitelijk toezicht op de labs.
Zwaarwegende belang van de openbaarheid
Al enkele jaren probeert de RvA angstvallig de namen van haar deskundigen geheim te houden, onder andere met een beroep op de persoonlijke levenssfeer van deze externe deskundigen en gevreesde precedentwerking. Naar het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant van 7 januari jl. heeft Horyon echter terecht aangevoerd dat de vrees voor precedentwerking in deze zaak geen rol kan spelen. De rechtbank is van oordeel dat de RvA de gestelde nadelige gevolgen van openbaarmaking van de namen van de functionarissen voor hun persoonlijke levenssfeer nog steeds onvoldoende heeft geconcretiseerd. De RvA heeft zijn veronderstelling dat openbaarmaking van de namen tot (fysieke) bedreiging en aantijgingen in sociale media zal leiden, niet onderbouwd. De gestelde omstandigheid dat er wel eens harde woorden vallen bij een controle op de werkvloer is onvoldoende. Bij die controles maken de functionarissen hun naam bekend. De RvA heeft niet gesteld dat zijn functionarissen bij die controles of naar aanleiding van die controles zijn bedreigd of het slachtoffer zijn geworden van het door verweerder bedoelde “naming en shaming” in sociale media. De rechtbank kwam dus voor de tweede maal tot de conclusie dat de RvA het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken functionarissen in redelijkheid niet zwaarder kon laten wegen dan het zwaarwegende belang van de openbaarheid.
Rechtbank niet overtuigd
Verder had de RvA nog aangevoerd dat door de misstanden in de asbestbranche de door hem in de toekomst in te schakelen vakdeskundigen minder geneigd zullen zijn om voor hem te beoordelen of te rapporteren als zij het risico lopen dat hun namen openbaar worden gemaakt. Ook dit betoog kon de rechtbank niet overtuigen. Het enkele vermoeden van de RvA dat asbestdeskundigen die hij inschakelt of die hij in de toekomst wil inschakelen, minder geneigd zullen zijn om voor hem te rapporteren of te beoordelen is daarvoor onvoldoende. De RvA kon evenmin aannemelijk maken dat hij niet in staat zou zijn voldoende andere asbestdeskundigen aan te trekken, indien één of meer asbestdeskundigen naar aanleiding van de openbaarmaking van de betrokken namen niet langer bereid zou zijn om werkzaamheden voor de RvA te verrichten. De eindconclusie van de rechtbank was dus dat de RvA het belang van het voorkomen van onevenredig nadeel voor de Raad voor Accreditatie in redelijkheid niet zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van de openbaarheid.
Finale geschilbeslechting
Omdat de rechtbank er weinig voor voelde om de RvA nog een keer te kunnen rekken, is gekozen voor een finale geschilbeslechting. Dit betekent dat de rechter oordeelde dat de RvA binnen zes weken de namen bekend moet maken. Deze uitspraak betekent de derde gevoelige klap voor de RvA en een mooie overwinning voor de voorstanders van openbaarheid in de asbestwereld.
Lees eerdere artikelen over dit onderwerp: Asbesttoezicht faalt bij de Raad voor Accreditatie
Bron:
Horyon b.v.
Jan Horyon
www.horyon.nl
Legal experience advocaten
mr. T. (Tim) Segers
www.legalexperience.nl