In de komende editie van Asbest en Bouw verschijnt een artikel over reddingswerkers die worden ingezet voor opsporingswerkzaamheden in rampgebieden. Ingestorte gebouwen waarin asbest is verwerkt vormen een extra gevaar voor de mensen die met opsporingshonden op zoek gaan naar slachtoffers onder het puin. Ook op oefenterreinen voor reddingsploegen zijn vaak gecreëerde puinobjecten aanwezig waarvan niet bekend is dat er gevaarlijke concentraties asbest aanwezig zijn.
In Nederland zijn er verschillende groepen die zich op vrijwillige basis inzetten om reddingshonden op te leiden die kunnen worden ingezet in rampgebieden. Vaak gaat het dan om honden die in staat zijn om slachtoffers op te sporen die onder het puin zijn bedolven. Deze vrijwilligers kunnen onwetend bloot staan aan concentraties asbestvezels. Een aantal maal per jaar vliegen deze reddingsbrigades uit naar buitenlandse locaties om te oefenen op terreinen die een rampgebied simuleren. Omdat asbestregelgeving in veel landen minder strikt is dan in Nederland kunnen situaties ontstaan dat er geoefend wordt in besmet asbestgebied. Er gelden geen speciale regels voor deze reddingsbrigades bij het optreden of oefenen in omgevingen waar een reële kans is op aanwezigheid van asbest. Hier zou op zijn minst vanuit bijvoorbeeld Szw een verplichting moeten komen dat deze groepen asbestkennis in huis halen.